Een wedstrijd bestaat uit vier perioden. Het verschilt per leeftijd en speelsterkte hoelang een periode duurt. Bij de allerjongsten duurt een periode vijf minuten. Bij de senioren duurt een periode maximaal acht minuten. Als het spel stil ligt, bijvoorbeeld bij een overtreding, wordt ook de klok stop gezet. Er wordt gespeeld met netto speeltijd.
Twee teams van zes spelers en een keeper spelen tegen elkaar. Er kan onbeperkt gewisseld worden tijdens de wedstrijd, maar het mag het spel niet verstoren. Bij het begin van een periode liggen de twee teams aan de kant van eigen doel. De scheidsrechter fluit en gooit de bal in het midden, dan mag iedereen naar de bal zwemmen. Het team dat de bal als eerste heeft, mag verder spelen. Door de bal in het doel van de tegenstander te gooien scoor je een doelpunt. Het team met de meeste doelpunten wint de wedstrijd.
De belangrijkste spelregels zijn:
- je mag de bal maar met een hand vasthouden;
- je mag de bal niet onder water duwen;
- als je de bal vast hebt, mag de tegenstander je aanraken. Hij mag proberen de bal af te pakken;
- je mag niet op de bodem staan of aan de kant hangen;
- als je een vrije bal hebt, mag je niet aangevallen worden.
Als je een zware overtreding maakt, word je uit het water gestuurd (uitsluiting). Bijvoorbeeld als je iemand aan zijn benen trekt. Je moet dan in de hoek van het zwembad gaan liggen voor twintig seconden. De tegenpartij heeft dan een ‘man meer’. Zij proberen dan een doelpunt te maken. Indien je voor de derde keer wordt uitgesloten mag je niet meer mee doen aan de wedstrijd. Een ander teamlid mag dan verder spelen. Bij een te zware overtreding, zoals slaan, mag er geen andere speler het water in. Je speelt dan de rest van de wedstrijd met een “man minder”.